Home

Analyse van de
problematiek


Onderzoek

Onze missie

Wat kunt u doen?

Welke oplossing stellen wij voor?

Nieuwsarchief

Aanbevolen sites

Over ons

Aanmelden en
contact



Analyse van de problematiek

In het artikel Ggz-professionals laat u horen! beschrijven wij onze analyse van de problematiek. Onderstaande teksten zijn hieraan ontleend.

1. Wat is er aan de hand?

De geestelijke gezondheidszorg (ggz) staat onder druk. Door o.a. de marktwerking en het nieuwe financieringssysteem van de Diagnose Behandel Combinaties (DBC's) nemen bureaucratie en werkdruk toe, terwijl de kwaliteit afkalft.

De macht van zorgverzekeraars leidt tot misstanden. Zorgaanbieders hebben nauwelijks een onderhandelingspositie. Soms moeten ze het doen met vergoedingen onder de kostprijs. Daarnaast bevatten de 'kwaliteitscontracten' die ze krijgen opgedrongen allerlei dwingende voorwaarden zoals het verplicht moeten bezoeken van door de zorgverzekeraar georganiseerde bijeenkomsten over transparantie en kwaliteit. Veel zorgaanbieders zijn in financiële problemen gekomen doordat behandelingen pas achteraf, na afsluiting van de DBC, worden vergoed. Bovendien zijn allerlei geldstromen weggevallen als gevolg van de versnippering in de financiering en de bezuinigingsdrift vanuit overheid en zorgverzekeraars. Instellingen moeten hierdoor fors bezuinigen en honderden vrijgevestigde praktijken hebben hun deuren al gesloten.

Recent onderzoek toonde aan dat bijna negentig procent van de ggz-professionals van mening is dat het DBC systeem moet worden afgeschaft. Niet alleen vanwege de financiële gevolgen en de enorme bureaucratie die ermee gepaard gaan, maar ook omdat hulpverleners worden gedwongen hun cliënten diagnoses op te plakken die soms lang nog niet zeker zijn. Deze diagnoses gaan ook nog eens naar de zorgverzekeraar. Dit schendt de privacy van de cliënt en is in strijd met het beroepsgeheim. Intussen gaat de kwaliteit achteruit. Cliënten krijgen niet meer altijd de zorg die zij nodig hebben. Daarnaast worden 'dure' hulpverleners, zoals psychotherapeuten, steeds vaker vervangen door goedkopere, zoals basispsychologen.

Hulpverleners zien met lede ogen aan dat het in het dagelijkse werk niet meer om de mens draait, maar om productie, procedure en profilering.

Productie

Dit houdt in dat zo veel mogelijk cliënten moeten worden gezien. Voor deskundigheidsbevordering is nauwelijks nog tijd en geld beschikbaar. De almaar stijgende werkdruk kan alleen worden verlaagd door te bezuinigen op kwaliteit.

Procedure

Dit verwijst naar de knellende bureaucratie, waaraan noodgedwongen steeds meer tijd en geld wordt besteed.



























De ggz is verstrikt geraakt in een ongrijpbaar systeem van interne en externe eisen, die ook nog eens voortdurend veranderen. Het voldoen aan deze regels wordt steeds vaker gekoppeld aan het wel of niet vergoed krijgen van zorg. Met als gevolg een blikvernauwing waarbij de inhoud van het werk er steeds minder toe doet en de 'kwaliteit' wordt afgemeten aan het hebben voldaan aan procedures, protocollen en prestatie-indicatoren. Maatwerk, écht aansluiten bij de cliënt en zijn wensen, wordt daardoor heel erg moeilijk.

Profilering

Het belang van profilering, tenslotte, vloeit voort uit de noodzaak om verzekeraars te overtuigen van de eigen meerwaarde. Hierdoor gaan zorgaanbieders zich kunstmatig van elkaar onderscheiden. Ze investeren niet langer in samenwerking en gaan hun 'producten' en zichzelf 'in de markt zetten'. Het leidt tot een explosieve groei van pr-activiteiten en het kost een hoop geld dat niet aan de directe zorg kan worden besteed.

2. Waar ging het mis?

We wisten natuurlijk dat zaken als marktwerking en DBC's er aan zaten te komen. Maar slechts weinigen onder ons, wijzelf incluis, namen de moeite om zich echt te verdiepen in de ontwikkelingen. We dachten - misschien tegen beter weten in - dat het wel los zou lopen. Onze managers en beroepsverenigingen waren er druk mee en dat lieten we maar zo. In de hoop dat ze ons vak goed bewaakten.

Dit was achteraf gezien naïef. Het nieuwe stelsel valt helemaal niet mee en grijpt juist diep in op de dagelijkse praktijk van de hulpverlening. Bovendien blijken veel beroepsverenigingen in meer of mindere mate te hebben meegewerkt aan de stelselwijzigingen. In hun streven om een goede partner te zijn voor de beleidsmakers, raakten ze gaandeweg het contact met hun achterban kwijt en lieten ze zich mede verantwoordelijk maken voor het huidige systeem.

In nog sterkere mate geldt dit voor onze branchevereniging GGZ Nederland. Zij lijkt eerder een vazal van de politiek dan een krachtige vertegenwoordiger van de ggz waarin ook de doorsnee hulpverlener zich herkent. De brief die GGZ Nederland destijds naar kabinetsinformateur Wijffels verzond, spreekt wat dat betreft boekdelen. Er staat onder meer in dat er 'voor de invoering van DBC's binnen de sector een groot draagvlak bestaat'. Inmiddels wordt door directeur Jos de Beer erkend dat er 'weerstand' is, maar die zou al 'over zijn hoogtepunt heen' zijn. Dergelijke uitlatingen maken pijnlijk duidelijk hoezeer het contact met de achterban zoek is.

Ook onze directies, uitzonderingen daargelaten, werkten in meerderheid mee aan de veranderingen of staken hun kop in het zand. Men verloor zich in eenzijdige beeldvorming over de 'kansen' van het nieuwe stelsel en wilde of durfde het niet aan om het echte verhaal te vertellen. Vanuit strategische overwegingen of uit angst dat de instelling negatief in het nieuws zou komen en de relatie met beleidsmakers en verzekeraars schade zou oplopen.













Het bovenstaande maakt duidelijk hoe het allemaal zo ver heeft kunnen komen: onze vertegenwoordigers vertegenwoordigden ons niet en zelf waren we te passief. Signalen van de werkvloer werden niet gehoord, maar klonken ook te zacht om gehoord te kunnen worden. Ons gebrek aan assertiviteit, gezamenlijkheid en zichtbaarheid maakten ons tot een gewillige prooi voor politici die willen bezuinigen en beleidsmakers die heilig in marktwerking geloven.

Het gevolg was dat economen, managers en andere beleidsmakers de toekomst van ons vak bepaalden terwijl wij met onze cliënten bezig waren. Intussen groeide de onvrede. Hulpverleners raakten murw door de aanhoudende schaalvergrotingen en reorganisaties. Inmiddels verdiepen velen zich niet meer in de ontwikkelingen. Ze hebben het gevoel er geen tijd voor te hebben, kunnen het niet overzien en denken dat ze er toch geen invloed op uit kunnen oefenen. Vanuit deze aangeleerde hulpeloosheid trekken ze zich terug op hun werkkamer en doen hun best er daar het beste van te maken. Het is een beproefde strategie in tijden van crisis: je beperken tot je kernactiviteiten.

Velen van ons hebben lang de illusie gekoesterd dat we de misère buiten de spreekkamer konden houden. Maar dat is al lang niet meer het geval. Meer en meer wordt van buitenaf aan professional en cliënt opgelegd wat er moet gebeuren en in welke volgorde. Aanvankelijk protesteerden we daar tegen, maar met het groeien van de onmacht kiezen we steeds vaker eieren voor ons geld en vragen we het management om duidelijke voorschriften over wat we wel en niet moeten doen. Heel geleidelijk, bijna sluipenderwijs, worden we steeds meer werknemer en steeds minder professional. Langzaam maar zeker veranderen onze afwegingen. Sluiten we bijvoorbeeld een behandeling af die we vroeger in het kader van terugvalpreventie zouden vervolgen met enkele laagfrequente gesprekken. Of plakken we alvast een diagnose op iemand om de administratie rond te hebben.

Stap voor stap gaat de kwaliteit achteruit. Zo stilletjes, zo geruisloos dat we ons er nauwelijks bewust van zijn. Laat staan onze cliënten. Hoe zouden die er überhaupt achter moeten komen dat zij een minder goede behandeling krijgen? De kwaliteit van het werk zal toch echt door onszelf bewaakt moeten worden. Zeker nu verzekeraars meer en meer gaan voorschrijven waar iemand zijn behandeling mag volgen en hoe lang dat mag duren. Dit is allang geen toekomstmuziek meer. Er zijn al instellingen die fors moeten ingrijpen in het zorgaanbod omdat de verzekeraar kortere DBC's afdwingt. Als we er niet in slagen om de professional in ons wakker te schudden, dan zijn uiteindelijk ook onze cliënten de dupe.

3. Hoe het tij te keren?

Als hulpverleners zullen we zélf actief moeten worden en ons ook buiten de muren van onze spreekkamers laten horen. Alleen met een brede beweging van onderaf kunnen we voorkomen dat ons vak verder wordt uitgehold. Daartoe moeten we in de eerste plaats onszelf mobiliseren. Door met elkaar te spreken over hoe we ons vak willen beoefenen. Door protest aan te tekenen als we dingen moeten doen die behandelinhoudelijk zinloos of zelfs schadelijk zijn. Maar vooral door steeds opnieuw aan elkaar, management, directie en maatschappij duidelijk te maken wat voor belangrijk werk we doen en hoe de kwaliteit van dat werk achteruit gaat door de marktwerking.

We zullen de vooroordelen moeten ontkrachten die politiek en publieke opinie van ons hebben. Dit geldt met name voor de misvatting dat er op de ggz flink bezuinigd kan worden, voortkomend uit het idee dat we problemen nodeloos ingewikkeld maken en onnodig lang behandelen. Ook moeten we duidelijk maken wat de beperkingen zijn van protocollaire behandelingen in de dagelijkse praktijk. Tot slot moeten we er consequent op hameren dat de DSM classificatie geen adequate diagnose is omdat zij nauwelijks voorspellende waarde heeft als het gaat om aard en duur van de behandeling.

Er is al iets aan het veranderen. Hulpverleners zien toenemend onder ogen dat het nieuwe zorgstelsel wel degelijk de kern van hun werk raakt, terwijl managers ervaren dat zij - ondanks alle schaalvergrotingen en investeringen in pr - weinig in de melk hebben te brokkelen bij de zorgverzekeraars. En dus komen schoorvoetend steeds meer hulpverleners én managers met de feiten naar buiten. Het heeft geleid tot meer media-aandacht voor de ggz dan ooit tevoren. De ban van de stilte rond de stelselherziening en de gevolgen daarvan, is doorbroken.

Met het naar buiten brengen van de problematiek is een eerste belangrijke stap gezet. De volgende stap zal moeten zijn dat we de problemen neerleggen waar ze horen, in de politiek dus. En die politiek is wel degelijk te beïnvloeden. Hoe meer we er in slagen om de problemen voor het voetlicht te krijgen en de vooroordelen ten aanzien van de ggz te ontkrachten, hoe meer veranderingen er mogelijk zullen blijken te zijn.

Het is nodig dat de ggz zich laat horen. We zijn het aan onszelf en aan onze cliënten verplicht. Bovendien kunnen we met een krachtig, breed gedragen geluid en een lange adem zeker dingen bereiken. Laten we er met zijn allen voor zorgen dat de ggz structureel op de politieke en maatschappelijke agenda komt te staan!